Markante Leeuwarders van toen

Iedere stad heeft zo zijn eigen lokale bekendheden. En natuurlijk heeft ook Leeuwarden een flink aantal veel besproken mensen gekend. Hieronder worden een aantal nog eens naar voren gehaald.

Mata Hari
Mata Hari werd geboren op 7 augustus 1876 in Leeuwarden als dochter van een winkelier in hoeden. Haar echte naam was Margaretha Geertruida Zelle. Ze kreeg Franse, Duitse en Engelse privélessen en kwam na de scheiding van haar ouders in Leiden terecht. In 1895 trouwde ze de KNIL-kapitein Rudolph MacLeod, vestigde zich in Amsterdam en kreeg een zoon en dochter. Een paar jaar later vertrok het paar naar Nederlands-Indië, waar het zoontje overleed. Kort daarop brak de levensfase aan die haar wereldfaam zou bezorgen. Ze scheidde in 1906 van MacLeod en vestigde zich als denaaktdanseres Mata Hari (Maleis voor: Oog van de dag oftewel zon) in Parijs. Ze werd al snel beroemd tot ver buiten de lichtstad. Optredens in Wenen, Monaco, Madrid, zelfs de Scala in Milaan volgden. Minstens zo fameus was haar levenswandel; aangezien ze voor hogere militairen en leden van het corps diplomatique ook tussen de lakens veel entertainment had te bieden, was ze een veelbegeerde courtisane. In 1917 werd ze in Frankrijk na een kort proces ter dood veroordeeld op beschuldiging van hoogverraad wegens spionage voor de Duitsers. Het vonnis werd in de slotgracht van het kasteel van Vincennes voltrokken door een vuurpeloton, waarna haar lichaam aan de wetenschap ter beschikking werd gesteld.

Bonne
Hij sprak bijna iedereen aan in de buurt van ijssalons. De destijds overbekende Bonne. Het allereerste wat hij dan riep was: "Wu da'k een gulden had". Natuurlijk kreeg hij regelmatig de vraag: "Waarom dan Bonne?". En het antwoord was dan altijd: "Kon'k een ijsco kope". Bonne was een zeer populair figuur die jaren in Praktische Hulp heeft gewoond en daarna in de Terp. Het was een pracht figuur. Zo stapte hij eens het kantoor van de directeur van de Terp binnen, die druk doende was met een enorme stapel paperassen. Bonne bekeek het allemaal even rustig en zei toen: "Doest dit nou liever dan werke?". En bij een adres in de Goudenregenstraat mocht hij iedere week een kwartje ophalen. Op een dag toen het echtpaar zich moest haasten om de bus te halenkwam Bonne net het hekje binnen lopen om zijn donatie op te halen. De meneer zei: "Nou Bonne, volgende keer maar dubbel hoor. We hebben nu geen tijd", waarop Bonne verontwaardigd reageerde: "Maar daar kenne we godverdomme niet aan beginne!".

De Zuurkoning
De Zuurkoning was een joodse koopman, die ook jaren op de markt heeft gestaan. Zijn bijnaam heeft hij te danken aan het feit dat niemand zulke heerlijke zure bommen verkocht als hij.



De Athletische dominee
De Athletische Dominee was een predikant, die je midden in de nacht in de buurt van zijn woning in de Gysbert Japicxstraat kon tegenkomen. Hij zat ook wel op zijn racefiets en zwom in de zomer bijna dagelijks in de Grote Wielen.


De Typemachine
Deze totaal verpauperde schrijver van kinderboeken sprak graag over zijn kapotte electrische typemachine. Vandaar de bijnaam "De Typemachine".



De Tuunpliesje
Het kleine agentje genaamd politie Fetter was aan het eind van zijn loopbaan wachter in het Rengerspark. Wanneer hij in aantocht was werd er gezegd: "Pliesje Fetter gaat voor alle jongens oppe kletter".




Zwarte Barre
Hij speelde trompet in een jazzband, won de landelijke trompettisten-wedstrijd in Amsterdam, was een avonturier, een rebel, een charmeur, een levensgenieter eerste klas en was oersterk. Je moest er geen ruzie mee krijgen want dan was het behoorlijk mis. Zaken als onrecht, geweld, dwang en verhevenheid konden hem behoorlijk nijdig maken. En wanneer hij of één van zijn vrienden moedwillig werden uitgedaagd of belaagd, dan konden ze de dwarsligger(s) letterlijk bijelkaar rapen. Hij stond dan ook bekend als Zwarte Barre. Zijn echte naam was Berend Tielenburg (jawel, de vader van "Klaar Terwijl U Wacht" ster Ronnie Tielenburg). Zwarte Barre was erg geliefd en een voorbeeld voor vele Leeuwarders die van het leven hielden. Vrienden met hem zijn betekende avontuur, lol en geen dag verveling. Daarnaast waren de vrouwen niet bij hem weg te slaan. In de zomer was hij pikzwart en moest werk plaats maken voor genieten. Hij heeft daardoor heel wat baantjes versleten en was hij een hard werkende nachtmerrie voor iedere baas. Zo is hij onder andere even glazenwasser geweest. Dat ging goed zolang het niet al te mooi weer was. Maar wanneer de temperatuur omhoog schoot werd de ladder ergens in een tuin gegooid en was Zwarte Barre verdwenen en meestal te vinden op de Grote Wielen in zijn kano. "Werken kun je je hele leven nog, genieten niet". Maar dat koste hem dan wel weer zijn zoveelste baantje. Later is hij maar voor zichzelf begonnen als wikkelaar. Respectloze ambtenaren moesten overigens ook niet voor zijn voeten komen. Zo moest hij een keer naar het gemeentekantoor om zijn rijbewijs te verlengen. Hij stond voor het loket waar een ambtenaar rustig een shagje zat te draaien (dat kon toen nog) zonder te reageren op zijn aanwezigheid. Hoewel de ambtenaar er van bewust was dat er iemand stond te wachten, nam hij rustig de tijd om alvast een volgend shagje te draaien. Toen raakte het geduld op en trok Zwarte Barre de ambtenaar door het loket heen en zei hij: "Nou mutte jou es even goed naar mie luustere, shagje draaiende idioot. Nou gaast mie fatsoenlijk helpe, of de leist straks een paar weken kreupel in dien nest", en gooide vervolgens de ambtenaar terug in z'n loket. Binnen vijf minuten was alles afgehandeld. Op zijn vijfenveertigste ging hij trouwen en op zijn zesenveertigste kreeg hij zijn eerste zoon. Vijf jaar later, op zijn eenenvijftigste kreeg hij een tweede zoon. Ondanks dat hij een goeie echtgenoot en een zorgzame vader was, kon hij zijn vrijheidsgevoel maar niet loslaten. Zo haalde hij met mooi weer zijn zonen zomaar van school om naar de afsluitdijk te gaan. En als een docent liet weten dat zoiets niet zomaar gaat, liet Zwarte Barre weten: "Welke idioot laat die stumpers nou met dit mooie weer op een school zitten?". Zwarte Barre heeft flink van zijn leven genoten. Hij leefde van 1914 tot 1987.

Swatte Willem
Swatte Willem, ook wel Swat Geel genoemd, was altijd zwart en geel om het hoofd. Het was een zeer bekend figuur die zich graag aanbood om op auto's en fietsen te passen.


Sporreld
Manus, oftewel Sporreld was een populaier bloemenkoopman, die op de maandagochtend ook wel ventte met het blad "De Sportwereld". En daar kon je dan ook niet omheen, want hij kondigde dat luidkeels aan; "Sporreld..Sporreld!"


Snel wippend hoetsje
Snel wippend hoetsje was een overbekende bestuurder bij huwelijken en begravenissen. Zijn vak bracht het herhaaldelijk op en af zetten van zijn hoed met zich mee. Snel wippend hoedsje dus.


Slanke Willem
Slanke Willem was een vrij lange slanke man die maar niet op het rechte pad kon blijven. Hij stal een koe op de veemarkt, maar ontkende dat voor de rechter. Hij zei: "Ik hew alleen mar een stukje touw vanne grond afpakt. Kon ik het helpe dat er een koei aan vast zat?" Wanneer iemand vrij slank was, werd al gauw gezegd: "He, daar hest Slanke Willem oek".


Het Schelviskoor
Scheefnekje (tweede van rechts) speelde in het vermaarde Schelviskoor. Hij overleed in 1956.


De Roetoet
De Roetoet was een zwaar invalide man, die zich voortbewoog in een fietswagentje met een hond ervoor. Zijn bijnaam is waarschijnlijk ontstaan door zijn nogal zwart verweerde gezicht. Toen hij een behoorlijke leeftijd behaalde weigerde hij zich op te laten nemen in een bejaardenhuis zolang zijn honden geen goed onderdak hadden.


Roosje Cohen
Roosje ventte langer dan zestig jaar op de veemarkt met weinig handelswaar als Chocola, pinda's en potloden. Ook haartweelingzuster Betje was op dezelfde wijze bekend. Roosje, die getrouwd was met Bauwe Hannes, leefde van 1881 tot 1958. Van haar is een standbeeld opgericht welke bij de spoorwegovergang in de Schrans staat.


Piet Marokko
Piet Marokko heeft jarenlang in het vreemdelingenlegioen gezeten. Hij boeide jong en oud uren lang met zijn mooie verhalen die een tikkeltje werden aangedikt.


Pinkje
Pinkje was een bekende sigarenwinkelier, die onder andere in de Koningstraat en aan de Voorstreek zaken heeft gehad. Kwam je nergens uit of zat je zonder ideeën?? Je kon altijd bij Pinkje terecht. Die zat altijd vol met oplossingen en ideeën.


Pang
Pang woonde op de Boterhoek en ging op verjaardagen van het Koninklijke Huis helemaal in het wit gekleed. Ondanks zijn witte kleding liep hij wel met zijn draaiorgeltje. De jongens riepen hem dan na: "Ping pang, voor 'n stuver klimt de beer inne boom".


De Papegaai
De Papegaai, ook wel De Truienkoning of De Vingerbieter genoemd, was een kleurrijk figuur die zich altijd bont verkleed op straat vertoonde. Hij woonde in de Houtdwarsstraat, waar de buurvrouwen er veel aardigheid in hadden om truien voor hem te breien. En die truien werden dan ook rijkelijk versierd met kleurige lapjes. De Papagaai leefde van 1880 tot 1970.


De Piepeblazer
De Piepeblazer was overal in de stad te zien met zijn karretje waarop hij een inrichting had om pijpen door te blazen.


Opa Tiktak
Opa Tiktak was de laatste lantaarnopsteker in Leeuwarden. Hij liet graag kleine kinderen naar het tikken van zijn horloge horen. Voor die tijd een hele belevenis.


Ouwe Tietsje
Ouwe Tietsje was een van de bekendste stadstypes uit de jaren twintig en dertig. Haar leven verliep tragisch; van een flinke boerenvrouw tot een zielige zwerfster. Ze werd veel gepest door de jeugd en tot overmaat van ramp op de Schrans aangereden door een vrachtwagen. Ze is in het ziekenhuis overleden aan de gevolgen van het wassen.....volgens horen en zeggen. Bemoeizuchtige vrouwen die als vervelend werden ervaren  werden door de jeugd "Ouwe Tietsje" genoemd. Tegenwoordig hoor je het soms nog wel eens van een 60 plusser.


Het Nachtpitsje
De bijnaam Het Nachtpitsje wordt toegeschreven aan dokter Uffelie en aan dokter Van Staferen. Beide artsen waren ook 's nachts vaak op pad naar hun patienten. Dokter Uffelie werd ook wel De Pepermuntjesdokter genoemd, omdat hij regelmatig pepermuntjes uitdeelde.


Neine
Neine was een Joods koopvrouwtje dat tientallen jaren een kraampje met fruit heeft gehad onder "het Klokje" op de Nieuwestad tegenover de Peperstraat. Pas toen zij in 1905 stierf, bleek ze eigenlijk Schoontje te heten. Schoontje Dwinger-Cohen.


Rooie Mienkes
Rooie Mienkes heete officieel Dominicus en was een zeer bekende handelaar in vodden. Hij heeft gewoond aan de Oostersingel, in de Ruitersteeg en aan het Sint Jobsleen. In de laatste straat had hij een winkeltje met tweedehands spulletjes. Ook trok hij vaak met een handkar door de stad.


Lytse Eibert
Lytse Eibert was een eierboertje uit de Wouden en was jarenlang een vaste verschijning in de stad. Hij was er, deed z'n ding en ging weer weg. Maar hij was niet weg te denken uit de stad.


De Kuitert
Een buitengewoon populair figuur was Henny Snijder. Vooral in de kringen van L.A.C. Frisia. Veel mensen werden midden in de nacht het slachtoffer van zijn grappen en grollen, wanneer ze door hem met de meest belachelijke verhalen uit hun bed werden gebeld.


Lollige Johannes
Een van de bekendste koopmannen van de straat was Lollige Johannes. Ook stond hij regelmatig op de diverse markten en had bovendien een winkel aan het Schoenmakersperk, vlak bij de Groeneweg. Hij liep over straat met een kar vol met sinasappels en stond op de de markt met chocolade. Hij is slechts 1 dag getrouwd geweest. En wie kende destijds zijn bekende roep nou niet??...... "Kwatta van Bredaaaaa". De ouderen onder ons willen iemand die leuk doet nog wel eens "Lollige Johannes" noemen.


Ouwe Hat
Ouwe Hat(te) was een van de laatste uitgesproken stadstypen in Leeuwarden. Hij was alom bekend als straatmuzikant. Een ongeëvenaard type, die Hat of Ouwe Hatte werd genoemd. Zijn eigenlijke voornaam was Hart. Ouwe Hat is eigenlijk nooit oud geweest. Hij overleed plotseling op 66 jarige leeftijd.


Kleine Piet
Kleine Piet was kelner in de Friesche Club. Hij werd ook wel "Doen-we-toch" genoemd. Wanneer je bijvoorbeeld zei: "Kopje koffie Piet?", dan kreeg je altijd als antwoord: "Doen we toch". Zijn echte naam was Adolf.


Sire
Sire, die ook wel Koninkje Rond werd genoemd was een visboer die Koning heette. Ook zijn zoon werd Sire genoemd.


Klein Haantsje
Klein Haantsje was een mismaakt mannetje en werkte bij de goudsmid. Hij werd woest wanneer jongens hun handen op de brugleuning legden en zo een poortje vormden, waar Klein Haantsje net onderdoor kon lopen.


Kleine Gerrit
Kleine Gerrit ging langs de deur met een piepklein doosje met handelswaar. Hij was in de kost bij Paardekam op de Weaze, waar hij op de zaterdagmorgen in een tobbe op de dansvloer werd gezet. "We wille hier skone meensen inne kost hewwe" werd er dan gezegd.


Snorrewiets
De jeugd zong "Wiets ma'k even op dien fiets?" wanneer ze op oudere leeftijd weer eens met de sleutel in haar hand achter de muziek aan liep. Maar Wiets heette eigenlijk Siets en had helemaal geen fiets. Ze is lange tijd werkzaam geweest bij de gemeentedienst als straatwiedster, waaraan ze haar bijnaam te danken heeft. Ze leefde van 1890 tot 1956. De jeugd noemden iemand met een snor dan ook "Snorrewiets".


Auto Willem
Auto Willem dankte zijn naam aan zijn grote kennis van automerken. Wie aan Auto Willem vroeg welk merk auto er aan kwam, kreeg gegarandeerd het goeie antwoord. Daarnaast bood hij zich graag aan op geparkeerde auto's te passen. En dat kon overal zijn waar het hem uitkwam. Als je niet beter wist dan leek het net alsof de auto van hem was.


Het Honnewiefke
Het Honnewiefke, ook wel Het Portielvrouwtje genoemd, had haar bijnaam te danken aan haar grote liefde voor honden. Ze had er tientallen van. Maar daarnaast woonde ze ook samen met een groot aantal kippen en katten. Toen ze later in Toutenburg terecht kwam mocht ze haar huisdieren houden. Maar niet allemaal.


De grieze duuf
Dokter de Jong kreeg de bijnaam De grieze duuf omdat hij altijd in het grijs was gekleed. Al gauw werd iemand die grijs haar had "Grieze duuf" genoemd.


Homme Oliekontsje
Hobbe 't Oliekontsje werd ook wel Homme Oliekont genoemd. Hij woonde in de Duvelshoek bij het Vliet en was porder en nachtwaker. Hij werkte bij de pottenbakkerij van Dorama. De bijnaam Oliekontsje had hij te danken aan zijn forse achterwerk.


Fugeltsje Tseard
Fugeltsje Tseard was een Ornitholoog en werd bekend door zijn grote collectie eieren. Hij woonde in It Teapertsnest aan de Spanjaardslaan.


Fûgeltsje Bosch
Gerrit “Fûgeltsje” Bosch was een Ornitholoog en de oprichter van het Fries Natuurhistorisch museum. Hij was de broer van Potloodsje Bosch.


Foddesaakje
Foddesaakje had een pakhuisje in de Amelandstraat. Zelf woonde ze in het Hoeksterachterom. Het was een vinnig vrouwtje dat in allerlei vodden handelde.


Duumke
Hij was de oprichter van de eerste Leeuwarder Griezelkelder, oftewel "Het oord de Historie" en was gevestigd op de hoek van de Tweebaksmarkt en de Koningsstraat. Deze exploitant van het griezelgebeuren werd ook wel Wiepie de Navelkoning genoemd. Waarom hij deze namen kreeg is onduidelijk.


De Boeiekoning
De Boeiekoning was een zeer bekend straatartiest. Hij was nog heel lang de oudste nog werkende acrobaat van Nederland. Hij had zichzelf de naam Kapitein Nero toebedeeld. Maar dat kon opeens ook wel De Friese Fakir of De Doodsverachter zijn. De Boeiekoning is in 1967 overleden.


De Kikvors
De Kikvors werd ook wel Blauwe Hannes genoemd. Hij was een sigarenmaker en was getrouwd met de bekende Roosje Cohen.


De Barones
De Barones was een zonderling vrouwtje die niet vies was van de drank. Ze ventte met lucifers en kreeg de bijnaam "De Barones. In 1970 is ze op een gruwelijke wijze vermoord in haar huis aan de Gysbert Japicxstraat.